hulp

hulp (Niederländisch)

Substantiv, f

f Singular Plural

Wortform de hulp de hulpen

Diminutiv het hulpje de hulpjes

Worttrennung:

hulp, Plural: hul·pen

Aussprache:

IPA: [ɦʏlᵊp]
Hörbeispiele:  hulp (Info), Plural:  hulpen (Info)

Bedeutungen:

[1] ohne Plural: Hilfe
[2] Reitsport: eine Bewegung, mit der der Reiter seinem Pferd mitteilt, was es tun soll

Synonyme:

[1] bijstand, ondersteuning

Sinnverwandte Wörter:

[1] helpen

Beispiele:

[1]

Charakteristische Wortkombinationen:

[1] eerste hulp bij ongelukken (EHBO), spoedeisende hulp

Wortbildungen:

[1] hulpbron, hulpmiddel, hulporganisatie, hulpvaardig, noodhulp
[2] gewichtshulp, kuithulp, stemhulp, teugelhulp,

Übersetzungen

Referenzen und weiterführende Informationen:
[1] Niederländischer Wikipedia-Artikel „hulp
[1] Van Dale Onlinewoordenboek: „hulp
[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „hulp
[1 ,2] Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal. 14. Auflage. Van Dale, 2005 (CD-ROM).
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.