paard

paard (Niederländisch)

Substantiv, f
f Singular Plural

Wortform de paard de paarden

Diminutiv het paardje de paardjes

Worttrennung:

paard, Plural: paar·den

Aussprache:

IPA: [paːrt]
Hörbeispiele:  paard (Info)
Reime: -aːrt

Bedeutungen:

[1] Pferd
[2] Schachspiel: Springer
[3] Sport: Seitpferd

Synonyme:

[1] knol, ros

Verkleinerungsformen:

[1] paardje

Oberbegriffe:

[1] hoefdier, rijdier, trekdier, dier
[2] schaakstuk
[3] turntoestel

Unterbegriffe:

[1] hengst, merrie, ruin, schimmel, appelschimmel, vos, moor, veulen, circuspaard, drafpaard, dressuurpaard, fokpaard, halfbloedpaard, jaagpaard, koudbloedpaard, legerpaard, manegepaard, renpaard, rijpaard, springpaard, trekpaard, warmbloedpaard, werkpaard, zadelpaard

Beispiele:

[1] Het paard is een hoefdier.
Das Pferd ist ein Huftier.
[2] „Bij het begin van het spel hebben beide spelers twee paarden.“[1]
„Bei Beginn des Spiels haben beide Spieler zwei Springer.“
[3] De hoogte van het paard is meestal 1,60 m.
Die Höhe eines Pferdes ist normalerweise 1,60 m.

Wortbildungen:

paardenarts, paardenbek, paardenbeslag, paardenbiefstuk, paardenbij, paardenbijter, paardenbloem, paardenboon, paardenbreedte, paardendek, paardendeken, paardendistel, paardendressuur, paardenfluisteraar, paardenfokkerij, paardengebit, paardengras, paardenhalster, paardenhoef, paardenhoefklaver, paardenhoofdstel, paardenhorzel, paardenkastanje, paardenkathedraal, paardenkoers, paardenkop, paardenkracht, paardenmelk, paardenmiddel, paardenmolen, paardenmossel, paardenposterij, paardenprocessie, paardenrace, paardenradijs, paardenras, paardenremedie, paardenrenbaan, paardenrennen, paardenrookvlees, paardenslachterij, paardenslager, paardensport, paardensprong, paardenstaart, paardenstal, paardentotalisator, paardentoto, paardentrailer, paardentram, paardentuig, paardenvijg, paardenvlees, paardenvoet, paardenzadel, paardenzeik, paardenziekte, paardenzuring, paarderij, paardhert, paardrijden, paardsprong

Übersetzungen
 [1] Pferd
 [2] Schachspiel: Springer
 [3] Sport: Seitpferd
Referenzen und weiterführende Informationen:
[1] Niederländischer Wikipedia-Artikel „paard (dier)“
[2] Niederländischer Wikipedia-Artikel „paard (schaken)“
[3] Niederländischer Wikipedia-Artikel „paard (turntoestel)“
[1–3] Van Dale Onlinewoordenboek: „paard“
[1–3] PONS Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „paard“
[1–3] Langenscheidt Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „paard“
[1, 2] dict.cc Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „paard“
[1–3] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „paard“
[1] mijnwoordenboek Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „paard“

Quellen:

  1. Niederländischer Wikipedia-Artikel „Paard (schaken)“ (Stabilversion)

Ähnliche Wörter (Niederländisch):

ähnlich geschrieben und/oder ausgesprochen: paart
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.