wakker

wakker (Niederländisch)

Adjektiv, Adverb
Positiv Komparativ Superlativ

Grundform wakker wakkerder wakkerst

Beugungsform wakkere wakkerdere wakkerste

Worttrennung:

wak·ker, wak·ke·re

Aussprache:

IPA: [ˈʋɑkər]
Hörbeispiele:  wakker (Info)

Bedeutungen:

[1] nicht schlafend
[2] grundsolide

Beispiele:

[1] Hij was nog niet goed wakker.
Er war noch nicht gut wach geworden.

Charakteristische Wortkombinationen:

[1] wakker worden
[2] je moet geen slapende honden wakker maken.

Übersetzungen
 

Referenzen und weiterführende Informationen:

[1, 2] Van Dale Onlinewoordenboek: „wakker“
[1] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „wakker“
[1] etymologiebank.nl (Datenbank niederländischer und afrikaanser etymologischer Wörterbücher): „wakker“
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.