trons
trons (Katalanisch)
Deklinierte Form
Worttrennung:
- trons
Aussprache:
- IPA: [tɾɔns]
- Hörbeispiele: —
Grammatische Merkmale:
- Plural des Substantivs tro
trons (Niederländisch)
Adverb
Worttrennung:
- trons
Aussprache:
- IPA: […]
- Hörbeispiele: —
Bedeutungen:
- [1] Suriname: nebenbei bemerkt, nebenbei gesagt
Synonyme:
- [1] overigens, trouwens
Beispiele:
- [1] “Trons: je moet wel weten, dat over de hele wereld genomen, wanneer het op Suriname aankomt, dat wij negers niets bezitten.”[1]
- „Übrigens: man muss wissen, dass, auf die ganze Welt bezogen, wenn es um Suriname geht, dass wir [schwarze Kreolen] nichts besitzen.“
Übersetzungen
[1] Suriname: nebenbei bemerkt, nebenbei gesagt
Referenzen und weiterführende Informationen:
- [1] J. van Donselaar: Woordenboek van het Surinaams-Nederlands. Tweede, herziene en uitgebreide druk, Dick Coutinho, Muiderberg 1989, ISBN 90-6283-745-X (Digitalisat), Stichwort »trons«, Seite 379.
Quellen:
- Edgar Cairo: Temekoe – Kopzorg. In de Knipscheer, Haarlem 1979, ISBN 90-6265-040-6, Seite 96.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.