vrouw

vrouw (Niederländisch)

f	Singular	Plural
Wortform	de vrouw	de vrouwen
Diminutiv	het vrouwtje	de vrouwtjes

Worttrennung:

vrouw

Aussprache:

IPA: [vrɑu]

Hörbeispiele: vrouw^(Info) Plural: vrouwen^(Info)

Bedeutungen:

[1] erwachsener Mensch weiblichen Geschlechts

[2] Ehefrau

[3] Dame, Königin in einem Kartenspiel

[4] Besitzerin eines Hundes (vrouwtje)

Männliche Wortformen:

[1, 2] man

Verkleinerungsformen:

[1] vrouwtje

Beispiele:

[2] Heeft u al mijn vrouw leren kennen?

Haben Sie schon meine Frau kennengelernt?

[1] Mensch weiblichen Geschlechts

[2] Ehefrau

[3] Dame, Königin in einem Kartenspiel

[4] Besitzerin eines Hundes (vrouwtje)

Referenzen und weiterführende Informationen:

[1–4] Van Dale Onlinewoordenboek: „vrouw“

[1–3] uitmuntend Wörterbuch Niederländisch-Deutsch: „vrouw“

[1, 2] PONS Niederländisch-Deutsch, Stichwort: „vrouw“

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.